De stoel van Tomas Tranströmer

God’s empty chair. Je hoeft een Amerikaan niet uit te leggen dat het om een lege pianokruk in Birdland gaat waar George Shearing even daarvoor een paar stevige jazznoten uit de piano had getoverd. Het is zo’n stoel waar je minstens een keer op gezeten moet hebben. Er even aan likken als je de kans krijgt. In Zweden hebben lege stoelen een andere status. Hier draait het om de vormgeving van de stoel. Niet om wie er op gezeten heeft. Neem de stoel van Nobelprijswinnaar Tomas Tranströmer, in een vergeten hoek van de openbare bibliotheek in Västerås. 

Mijn eerste bezoek aan Västerås was in de zomer van 2011. Van de stad had ik nog nooit gehoord en de navigatie van mijn huurauto stuurde mij een weiland in. De stad heeft een fraaie domkerk, het oudste gymnasium van Zweden en één wolkenkrabber met de hoogste cocktailbar van het land. Västerås wordt ook wel de komkommerstad genoemd.

 

Ik was in Västerås terechtgekomen voor een bezoekje aan de bibliotheek. Via de nationale Zweedse catalogus was ik op een aantal curieuze in Nederland gedrukte titels gestuit. Een boekje van de predikant Leonard van Rijssen met uitleg over het getal van het beest, wat obscure theologie uit Hamburg en een flink aantal proefschriften uit Franeker. Daar rijd je gerust een paar honderd kilometer voor om. De boeken waren afkomstig uit de collectie van een 18e-eeuwse predikant, Carl Fredrik Muhrbeck, en bleken vanuit Nederlandse perspectief de moeite waard. We hadden ze nog niet in de nationale bibliografie en in een enkel geval bleek er wereldwijd geen tweede exemplaar te vinden.

Västerås Stadsbibliotek

Västerås StadsbibliotekIn de daaropvolgende jaren kwam ik regelmatig terug in Västerås. Ik kreeg toestemming om in de gesloten magazijnen de oude boeken één voor één te bekijken. Als ik mij rond het middaguur aan de overdadige Zweedse lunch met grote stukken vlees en in de saus drijvende gekookte aardappels probeerde te onttrekken, wandelde ik door de stad. In steeds grotere cirkels rondom de domkerk, het gymnasium en de wolkenkrabber. Op verschillende plaatsen struikel je over een soort grafstenen waar een gedicht van Tomas Tranströmer op staat. Deze Zweed die in 2011 de Nobelprijs voor de literatuur kreeg, was ruim dertig jaar lang de beroemdste inwoner van Västerås. Al jaren lees ik uit zijn oeuvre, en dat wil wat zeggen, want alles wat hij schreef past in één boek. In het Nederlands is nagenoeg het gehele werk van Tranströmer door Bernlef vertaald onder de titel De herinneringen zien mij.

Op een steen die op het pleintje voor de ingang van de bibliotheek ligt, staat een van Tranströmers meest geciteerde gedichten: ‘Från mars -79’ uit de bundel Det vilda torget (Het wilde plein).

Trött på alla som kommer med ord, ord men inget språk
for jag till den snötäckta ön.
Det vilda har inga ord.
De oskrivna sidorna breder ut sig åt alla håll!
Jag stöter på spåren av rådjursklövar i snön.
Språk men inga ord.

Trött på alla som kommer med ord, ord men inget språk

Tranströmers poëzie op het Tranströmerplein voor de ingang van de stadsbibliotheek

Moe van iedereen die met woorden komt, met woorden maar niet met taal
begaf ik mij naar het sneeuwbedekte eiland.
Het ongerepte heeft geen woorden.
De ongeschreven bladzijden breiden zich naar alle kanten uit!
In de sneeuw stuit ik op hoefsporen van een ree.
Taal maar geen woorden.

Tranströmer was een beeldmagiër. Zijn poëzie trekt als een streep zonlicht door het landschap. Iedere keer dat je een gedicht van hem herleest valt het licht op een ander woord. Toen ik voor de zoveelste keer over de deksteen op het bibliotheekplein gebogen stond, werd ik aangesproken door een man van wie slechts een neus onder de schaduw van zijn hoed vandaan kwam. ‘Hij was hier vaak, hier in de bibliotheek.’ – Ik stelde mij een Nobelprijswinnaar voor die zijn bibliotheekkaart uit zijn portemonnee haalt om een aantal geplastificeerde dichtbundels te lenen. Zou hij geweten hebben dat hier zo veel bijzondere oude boeken uit Nederland liggen?

Verschillende medewerkers van de bibliotheek bleken herinneringen aan hem te hebben. Geen anekdotes van de uitleenbalie, vooral verhalen over zijn rol op feestjes van de culturele elite van de stad. Dan zat hij zwijgend in een hoek, de handen gevouwen, tot het zijn beurt was om te spreken. Eén medewerker had hem eens iets op een briefje zien krabbelen, zo vertelde ze. Een haiku wellicht?

‘Waar zat hij op dat moment,’ vroeg ik. En toen ik zag dat het niet begrepen werd: ‘op welke stoel?’

We speurden samen de ruimte af en zagen twaalf identieke houten stoelen. Leeg. Ongerept. Geen bordje ernaast om de bezoeker duidelijk te maken dat hier ooit de grote Tranströmer zat. Het ongerepte heeft geen woorden.

%d bloggers like this: