Het Anti-Lawaai-Congres van 1936

Met de opkomst van het gemotoriseerde verkeer in de eerste decennia van de twintigste eeuw ontstonden er onvoorzien grote problemen op de weg. Het aantal ongelukken nam schrikbarend toe en de geluidsoverlast dreef menig stadsbewoner tot waanzin. Met name de vermeerdering van het ‘signaal-geluid’, ofwel het toeteren, leidde tot een toestand ‘waartegen het menselijk zenuwgestel in opstand kwam.’ Hoe kon men het overmatig gebruik van hoorns en toeters inperken zonder dat dit ten koste zou gaan van de veiligheid? Het was de kernvraag op het anti-lawaai-congres van 1936.

Het verbeteren van de verkeersveiligheid door middel van regels en voorlichting was een eerste stap, maar welke automobilist liet zich in zijn nieuw verworven vrijheid beperken? De eerste door de overheid opgelegde snelheidsbeperkingen werden massaal genegeerd. Bij gebrek aan regelgeving en handhaving moest de veiligheid uit voorlichting komen. Gezelschappen als de Vereeniging voor Alcoholbestrijding bij het Snelverkeer brachten brochures uit, met name om automobilisten te waarschuwen voor de gevaren om met een slok op achter het stuur te kruipen. Het leverde een aantal fraai geïllustreerde publicaties op, zoals Alarm! Op de door Georges Van Raemdonck ontworpen omslag luidt een skelet naast een bochtige autoweg de noodklok. Buiten beeld wacht zeer waarschijnlijk De Dood om met zijn zeis de beschonken bestuurders genadeloos van de weg te maaien.

 

Alarm!
Omslag van: Alarm!

Een oplossing voor de overlast werd gezocht op twee ‘anti-lawaai-congressen’. De Koninklijke Nederlandsche Automobiel Club en de Geluidstichting sloegen de handen ineen en organiseerden in 1934 en 1936 bijeenkomsten over het probleem van geluidshinder. Op het eerste congres lag de nadruk nog op het bestrijden van de overlast, twee jaar later werd het inperken van het lawaai opgevoerd als een probaat middel om de verkeersveiligheid te vergroten. Zo noemde ingenieur Boot het in zijn voordracht onwenselijk dat er bij de rijexamens door de examinator op gehamerd wordt om bij elke zijstraat te toeteren. De toekomstige chauffeur zou zo te veel op de waarschuwende functie van het geluid vertrouwen en niet meer goed opletten. Anders gesteld: het lawaai stond hier de verkeersveiligheid in de weg!

Omslag Anti-Lawaai-Congres
‘Voordrachten gehouden op het tweede anti-lawaai-congres’

De roep om stilte werd niet overal even goed ontvangen. In het tijdschrift De proletarische vrouw (29-08-1934) beschrijft Betsy Bulsing-van Besouw de inconsequenties van de anti-lawaai campagne: ‘op een anti-lawaai-congres te Londen werd een resolutie aangenomen waarin betoogd werd, door geen claxons of hoornsignalen de nachtelijke rust meer te verstoren – over het verstoren der nachtelijke rust door gifgas-bommen, explosies uit een vliegtuig-eskader, de repetitie der vernietiging van alles wat op aarde leeft zwijgt men, en hierbij vergeleken, zijn de auto-claxons, hoornsignalen, de bel van den ijsco-man en het geroep van versche aardbeien, welluidende muziek.’

Bij roepende verse aardbeien kan ik mij moeilijk iets voorstellen, maar Betsy Bulsing-van Besouw stond zeker niet alleen in haar kritiek. Het Amerikaanse tijdschrift The Nation sprak in New York met een dame die niet minder dan zeventien verschillende soorten van hinderlijk lawaai opmerkte binnen de muren van haar appartement. Daarbij waren negen variëteiten van dronkenschap, waaronder ‘het breken van flesschen, het vallen van hanglampen, enz’. Verder op de lijst: het smijten met vuilnisemmers, lastige bezoekers en verliefde katten. De conclusie van ingenieur J.M. de Casseres naar aanleiding van deze casus luidde: ‘Er is blijkbaar meer noodig dan het zwijgen van claxons om van New York een vredige stad te maken.’

Je zou kunnen zeggen dat lawaai nu eenmaal bij het leven in de stad hoort. Toch werd op het tweede anti-lawaai-congres uitgebreid gesproken over de experimenten in Rotterdam om ‘de zoo befaamde rust van den verleden tijd te mogen genieten’. Ingenieur Boot beschrijft hoe een deel van de stad tot stiltegebied werd uitgeroepen en dat agenten op straathoeken waarschuwingen uitdeelden aan overtreders. Tussen 21 oktober 1935 en 21 maart 1936 werden niet minder dan 65.000 weggebruikers op de vingers getikt. Niet alleen auto’s, motoren en rijwielen, maar ook lorrenboeren en  44 trams van de RET. De grootste groep overtreders betrof opmerkelijk genoeg voetgangers.

Het optreden van de stiltepolitie had effect. In de laatste maanden van het experiment bleken weggebruikers zich aan te passen en nam het verkeersgeluid aantoonbaar af. Daarmee was wel weer een nieuw probleem geboren, zo meende Boot, want nu stoorde men zich aan ‘ander straatlawaai’, zoals het dichtklappen van broodkarren, het rammelen van lading en meer van dergelijke zaken die niet langer wegvielen tegen het omgevingsgeluid. De oplossing was er een van stilzwijgend radicalisme: bakkerskarren werden met sponskussens bekleed, paarden met rubberen hoeven beslagen.

Een derde stiltecongres is er naar mijn weten nooit geweest. Mogelijk had dat te maken met de explosies uit een vliegtuig-eskader in mei 1940 waar Betsy Bulsing-van Besouw al voor waarschuwde. Of misschien zit er gewoon een ondergrens aan stilte in de stad. Lorrenboeren zie je niet meer in Rotterdam. En tegenwoordig zijn de trams van de RET zó stil, dat ze de bel moeten luiden om te voorkomen dat ik eronder loop! 

Genoemde publicaties
Alarm! / door C.J. Toebes ; met teekeningen van G. van Raemdonck. – Rotterdam : uitgave van de Vereeniging voor Alcoholbestrijding bij het Snelverkeer, [1934?]. – 16 pagina’s : illustraties ; 25 cm.

Aanvraagnummer Koninklijke Bibliotheek: 9023060

Voordrachten gehouden op het tweede anti-lawaai-congres te Delft op 21 april 1936 georganiseerd door de Koninklijke Nederlandsche Automobiel Club en de Geluidstichting. – [Nederland] : [uitgever niet vastgesteld], [1936]. – 56 pagina’s ; 24 cm.

Aanvraagnummer Koninklijke Bibliotheek: 9031109

%d bloggers like this: